Beheerders van beleggingsinstellingen en -ondernemingen doen nog niet genoeg om witwassen en terrorismefinanciering tegen te gaan. Dit gaf de AFM aan in een persbericht op 14 april 2020. De AFM baseerde haar mening op een onderzoek naar transactiemonitoring en de Wwft-uitvraag die zij in 2019 deed. Uit beide onderzoeken blijkt dat er voor beleggingsinstellingen en beleggingsondernemingen ruimte voor verbetering is wat betreft de beheersing van Wwft risico’s. Charco & Dique gaat er dieper op in.
Beleid en SIRA schieten tekort
Onlangs deed de AFM onderzoek onder 15 beheerders van beleggingsinstellingen en -ondernemingen naar de naleving van bepaalde eisen uit de Wwft. Op basis van dit onderzoek concludeert zij dat het beleid en de systematische integriteitsrisicoanalyse (SIRA) van veel beleggingsinstellingen en -ondernemingen niet voldoet aan de verwachtingen.
De AFM verwacht dat alle beleggingsinstellingen en -ondernemingen hun procedures en maatregelen op orde brengen wat betreft risicobeoordeling en het beleid om de risico’s tegen te gaan. Dit kunnen zij doen door informatie uit de Wwft-Leidraad door te nemen en in praktijk te brengen.
Transactiemonitoring niet op orde
Verder geeft de AFM aan dat verdere verbetering mogelijk is op het gebied van de transactiemonitoring en de melding van ongebruikelijke transacties. Hoewel het totaal aantal meldingen in 2019 sterk is gestegen ten opzichte van het jaar ervoor (124 meldingen in 2019 ten opzichte van 78 meldingen in 2018), schiet de kwaliteit en de tijdigheid van deze meldingen nog tekort. Zo is het vaak onduidelijk waarom een instelling een bepaalde transactie ongebruikelijk acht en worden deze transacties dikwijls niet direct gemeld. Veel onderzochte instellingen hanteren ook geen concrete en uitgebreide detectieregels voor het signaleren van mogelijke ongebruikelijke transacties, aldus de AFM.
De AFM merkt daarbij op dat uit onderzoek bij een zestal partijen blijkt dat de meeste van deze ondernemingen pas eind 2018 zijn begonnen met het inrichten van een (geautomatiseerd) transactiemonitoringssysteem. Ook wijzen deze onderzoeken uit dat het verplichte risicoprofiel van een cliënt vaak onvoldoende meegewogen wordt bij de transactiemonitoring en dat hierbij ook geen transactieprofiel van de cliënt wordt opgesteld.
Daarnaast blijkt uit de gegeven antwoorden bij Wwft-uitvragen onder een grotere groep ondernemingen dat slechts 20% van de beleggingsondernemingen en 29% van de beleggingsinstellingen beschikt over een (geautomatiseerd) systeem om de transacties van cliënten te monitoren.
Conclusies AFM kort door de bocht?
De AFM is in haar persbericht vrij stellig met haar opmerkingen en bevindingen. Enige nuance is echter op zijn plaats.
Een belangrijk deel van de opmerkingen en bevindingen komt voort uit uitgevoerde onderzoeken bij een heel beperkt aantal partijen. Enige terughoudendheid was op zijn plaats geweest alvorens deze als representatief te verklaren voor de hele sector.
Daarnaast volgt de opmerking dat slechts een beperkt deel van sector beschikt over een (geautomatiseerd) transactiemonitoringssysteem. Deze conclusie is gebaseerd op het antwoord van marktpartijen op een meerkeuzevraag in een uitvraag van de AFM. Hoewel het antwoord op deze vraag wellicht een indicatie is van de wijze waarop marktpartijen omgaan met bepaalde eisen en verplichtingen, moeten de gegeven antwoorden met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Het betrof namelijk een gesloten vraag met enkele door de AFM aangeboden keuzemogelijkheden. Hier kon door de marktpartijen geen verdere toelichting of nuance aan worden toegevoegd. Dit kan betekenen dat de ondervraagde ondernemingen bij de betreffende vraag het in hun optiek ‘meest juiste’ antwoord hebben aangevinkt. Het is mogelijk dat de andere antwoorden eveneens deels juist zijn, of dat het ‘juiste’ antwoord niet bij de antwoordmogelijkheden zat. Ook zou het kunnen dat een deel van de marktpartijen het ‘gewenste’ antwoord heeft gegeven, terwijl de feitelijke situatie anders is.
Belangrijkste lessen
Ondanks de nuance die te maken valt met betrekking tot het bericht van de AFM, zijn uit dit bericht een aantal belangrijke aandachtspunten te halen.
De belangrijkste conclusie is dat het onderwerp Wwft en de naleving daarvan voor de AFM een belangrijk onderwerp van toezicht is én blijft. De AFM beperkt zich niet alleen tot het periodiek uitzetten van een marktbrede uitvraag, maar voert de laatste jaren ook onderzoeken vanuit verschillende invalshoeken uit. Beheerders van beleggingsinstellingen en -ondernemingen dienen zich daarom goed te realiseren dat ook zij op enig moment object van onderzoek kunnen zijn.
Daarnaast is de aandacht die de AFM heeft voor het onderwerp Wwft ook een indicatie voor het belang dat zij hecht aan de verantwoordelijkheid van beleggingsinstellingen en -ondernemingen om ‘hun deel’ van de financiële sector schoon te houden op het gebied van witwassen en terrorismefinanciering. Veel marktpartijen lijken zich onvoldoende te realiseren dat – naast banken – ook zij een ‘poortwachtersfunctie’ vervullen. Hoewel de risico’s op dit gebied bij beleggingsinstellingen en -ondernemingen waarschijnlijk lager zijn dan bij trust- of wisselkantoren, zijn ze toch in enige mate aanwezig.
Beheerders van beleggingsinstellingen en -ondernemingen dienen deze verantwoordelijkheid te nemen en naar behoren in te vullen. Dit begint met het opstellen van adequaat beleid en procedures op dit gebied, maar de feitelijke invulling hiervan (zoals het uitvoeren van goede cliëntenonderzoeken en transactiemonitoring) is waar het uiteindelijk écht om gaat. Helaas zien wij vanuit Charco & Dique dat bij (te) veel marktpartijen nog veel verbetering te realiseren is.
Meer weten?
Kunt u ondersteuning gebruiken bij de naleving van de beheersing van Wwft risico’s? Neem dan gerust contact met ons op.
Bekijk onze Wwft opleidingen