Nieuws

Uitbreiding eisen deskundigheid RvB en RvC

De AFM en DNB hebben recent duidelijk gemaakt welke eisen zij binnenkort willen gaan stellen aan de deskundigheid van bestuurders én commissarissen van financiële ondernemingen. Weet u al hoe u met deze nieuwe eisen om moet gaan?
 

Veel meer aandacht voor professioneel gedrag
Het is niet niks wat de AFM en DNB binnenkort gaan vragen van bestuurders en vanaf medio 2011 ook van commissarissen. Dat blijkt uit het op 1 september jl. door de toezichthouders gepubliceerde consultatiedocument beleidsregel deskundigheid.  Tot nu toe lag het accent bij toetsingen op bestuurlijke en leidinggevende ervaring,vakinhoudelijke kennis en kennis van de bedrijfsvoering. Deze eisen blijven ook bestaan. 

Echter, veel meer dan voorheen zullen de toezichthouders ook gaan kijken naar pro fessioneel gedrag. Liefst 16 competenties zijn geformuleerd om aan te geven wat hieronder wordt verstaan. Zo dienen bestuurders onder meer authentiek, besluitvaardig, loyaal, communicatief vaardig en klant- en kwaliteitsgericht te zijn. Daarnaast ook omgevingsensitief, stressbestendig en overtuigend. De lijst bevat nog meer criteria en is, volgens het consultatiedocument, niet limitatief. De toezichthouders zijn van plan met ingang van 1 januari 2011 deze eisen voor nieuwe bestuurders van financiële ondernemingen 

te laten gelden. 

Ook commissarissen moeten voldoen
Het is de bedoeling dat ook commissarissen aan deze deskundigheidseisen gaan voldoen. Hiervoor staat een wetswijziging gepland (Wijzigingswet Financiele Markten 2011) die waarschijnlijk medio 2011 wordt doorgevoerd. Daarop vooruitlopend bevelen de toezichthouders nu al aan dat de raden van commissarissen van banken en verzekeraars de deskundigheidseisen in acht nemen en betrekken bij de werving, selectie en beoordeling.

 

Eisen doorlopend van toepassing
Nadrukkelijk wordt in het consultatiedocument gemeld dat de deskundigheidseisen doorlopend gelden. Indien daar aanleiding toe is kan een toezichthouder een hertoetsing uitvoeren van een al eerder getoetste bestuurder. Dat er veel mogelijke aanleidingen kunnen zijn, blijkt uit een indicatieve opsomming in het document. Onder andere worden het (herhaaldelijk) overtreden van wet- en regelgeving, het aanbieden van schadelijke produkten, maar ook eventuele zorgen van een toezichthouder over de bedrijfscultuur of het business model als voorbeelden genoemd. Kortom, verwacht mag worden dat de toezichthouders vaker tot een hertoetsing zullen overgaan dan nu het geval is. Een hertoetsing vindt na 1 januari 2011, ook van een al voor 2011 getoetste bestuurder, plaats op basis van de criteria uit de nieuwe beleidsregel.

Verwachte gevolgen en wat te doen
Nieuwe bestuurders zullen vanaf 1 januari 2011 getoetst worden op basis van de nieuwe beleidsregel. Verder zullen vanaf medio 2011 commissarissen worden geconfronteerd met een uitbreiding van de aan hen gestelde eisen. Het is verstandig om de aanbeveling van AFM en DNB te volgen om hierop vroegtijdig te anticiperen.

Tenslotte verwachten wij dat, vaker dan nu het geval is, AFM en DNB bestuurders en commissarissen persoonlijk zullen aanspreken in geval van zorgen of geconstateerde tekortkomingen en dat dit ook zou kunnen leiden tot meer hertoetsingen. Om dit toenemende risico te beheersen is het belangrijk om te voorkomen dat de toezichthouders aanleiding zien om over te gaan tot een hertoetsing. Oftewel, bestuurders moeten nagaan of ze zich zodanig (kunnen) gedragen dat sprake is van professioneel gedrag zoals verwacht door de toezichthouders.

Een voorbeeld: de toezichthouders verwachten door een bestuurder juist geïnformeerd te worden over de werkelijke situatie (competentie authenticiteit). Dan dient de bestuurder de werkelijke situatie natuurlijk wel te kennen en hier vervolgens de toezichthouder, indien nodig, tijdig en volledig over te informeren. Een goede open relatie met de toezichthouders is dus van groot belang. Een ander voorbeeld: de toezichthouders verwachten dat bestuurders zorgdragen voor een transparant verkooproces, zorgvuldige dienstverlening en passende advisering (competentie klant- en kwaliteitsgericht). Dat betekent dat bestuurders zich hier ook echt aantoonbaar voor moeten inspannen.

Mocht het uiteindelijk toch op enig moment tot een geschil/discussie met een toezichthouder komen over de vraag of er wel sprake is van professioneel gedrag dan is het van belang onderbouwd aan te kunnen geven dat dit het geval is.

Indien u meer over dit onderwerp wilt weten, of eens van gedachten wil wisselen over de mogelijke gevolgen voor u en/of uw onderneming kunt u uiteraard contact met ons opnemen.