Nieuws

Wijzigingswet financiële markten 2016

Op 7 mei 2015 heeft het Ministerie van Financiën het wetsvoorstel voor de Wijzigingswet financiële markten 2016 gepubliceerd. Relatief geringe aanpassingen in de Wet op het financieel toezicht (Wft) en soortgelijke wetten worden jaarlijks met een dergelijke Wijzigingswet doorgevoerd. In de Wijzigingswet financiële markten 2016 komen dan ook verschillende onderwerpen naar voren. In dit nieuwsbericht wordt nader ingegaan op de belangrijkste onderwerpen die in het voorstel van de Wijzigingswet opgenomen zijn. 

 

Algemeen

In tegenstelling tot Wijzigingswetten uit voorgaande jaren is het aantal onderwerpen dat in de Wijzigingswet financiële markten 2016 wordt geraakt vrij beperkt. Ook de impact van de voorgestelde regels is over het algemeen laag. Alleen een regeling die wordt doorgevoerd om vermogensscheiding bij derivatenposities mogelijk te maken zal meer impact hebben, al zijn deze regels alleen van toepassing op bepaalde banken.

 

Bij de consultatie van de Wijzigingswet financiële markten 2016 in april 2014 is onder meer een voorstel gedaan een wijziging in de Wft door te voeren die de AFM en DNB de bevoegdheid zou geven een aanwijzing aan een financiële onderneming te geven om beleidsbepalers of commissarissen te schorsen als zij niet zouden voldoen aan de gestelde eisen op het gebied van betrouwbaarheid of geschiktheid. Naar aanleiding van opmerkingen van de Raad van State op dit voorstel, heeft de Minister van Financiën besloten deze bepaling niet te zullen doorvoeren. Deze bepaling komt daarom in het huidige wetsvoorstel niet meer terug. 

 

Vermogensscheiding derivaten

Binnen de Wijzigingswet financiële markten 2016 neemt een grootschalige invoeging ten aanzien van vermogensscheiding bij derivaten een dominante plaats in. Hierbij worden diverse artikelen in de Wft en met name ook de Wet giraal effectenverkeer (Wge) toegevoegd of gewijzigd. In de praktijk krijgen alleen banken die derivatenposities voor cliënten bewaren met deze regels te maken. 

 

Al vele jaren is bekend dat vermogensscheiding bij derivaten in de praktijk lastig te realiseren is, voornamelijk vanwege het feit dat sprake is van zowel long- als shortposities. Bij een faillissement van een bank geeft dit het risico dat derivatenposities in de boedel terecht komen. Mede vanwege het feit dat het onder EMIR wenselijk is derivatenposities zonder veel complicaties over te kunnen dragen aan derden, is nu besloten aanpassingen in de Wft en Wge door te voeren die mede de vermogensscheiding van derivaten regelt. 

 

Kern van het wetsvoorstel is dat de rechten die onderdeel uitmaken van het derivatenvermogen uitsluitend dienen ter voldoening van hun te onderscheiden vorderingen op de bank. Het betreft zowel de rechten en verplichtingen uit de positie zelf als de rechten en verplichtingen met betrekking tot het uitwisselen van onderpand (zoals margin) die worden gereserveerd voor het voldoen van vorderingen die uit de derivatenpositie kunnen voortkomen. 

 

De belangrijkste praktische gevolgen voor banken zitten in de eisen die de regeling stelt aan het administreren van het derivatenvermogen. Uit deze administratie moet immers blijken welke rechten en verplichtingen deel uitmaken van het derivatenvermogen dat in geval van faillissement buiten de boedel blijft. In de Wft worden hiertoe specifieke eisen opgenomen. 

 

Overige wijzigingen

Het wetsvoorstel bevat nog verschillende andere wijzigingen. De belangrijkste hiervan zijn:

  • Uit de evaluatie van het optreden van DNB en het Ministerie van Financiën bij de onteigening van SNS Reaal is gebleken dat de effectiviteit van hun optreden bij onteigeningen van banken en verzekeraars op onderdelen verbeterd zou kunnen worden. Hiertoe worden diverse wijzigingen in de Wft en de Faillissementswet doorgevoerd.
  • In artikel 1:104 Wft wordt de mogelijkheid toegevoegd dat de AFM of DNB als uiterste middel een vergunning kunnen intrekken wanneer een financiële onderneming de door de AFM of DNB in rekening gebrachte heffingen niet betaalt.
  • In deel 2 van de Wft wordt een nieuw artikel opgenomen dat bepaalt dat een Nederlandse beheerder van beleggingsinstellingen alleen niet-Europese beleggingsinstellingen in Nederland mag aanbieden als de AFM een samenwerkingsovereenkomst met de toezichthouder van het land waar de beleggingsinstelling gevestigd is heeft afgesloten.
  • In artikel 2:69c Wft wordt expliciet opgenomen welke activiteiten en nevendiensten een beheerder van icbe’s mag verrichten respectievelijk verlenen waardoor beter wordt aangesloten op de UCITS IV Richtlijn. Hierbij worden ook artikel 4:59 en 4:60 Wft aangepast. 
  • In artikel 4:37f en 4:37g die beide betrekking hebben op de bewaarders van beleggingsinstellingen worden omissies in de beschreven eisen hersteld. 
  • In artikel 4:37p Wft wordt (formeel) opgenomen dat specifieke regels die gelden wanneer een beleggingsinstelling deelnemingsrechten aanbiedt aan retail-beleggers niet gelden wanneer de belegger als professioneel gezien kan worden. 
  • De eisen die op doorlopende basis gelden voor afwikkelondernemingen worden beter aangesloten op de eisen die voor afwikkelondernemingen gelden bij vergunningverlening. Hierdoor wordt een groot aantal artikelen in enige mate aangepast. Tevens worden de voorschriften voor afwikkelondernemingen met zetel in Nederland en de voorschriften voor afwikkelondernemingen met zetel in een niet-aangewezen staat beter op elkaar afgestemd. 

Tenslotte

Voor de meeste financiële ondernemingen zal de impact van de wijzigingen zeer beperkt tot nihil zijn. Alleen voor banken die derivatenposities voor cliënten bewaren zal de impact groter zijn. 

 

In de komende maanden zal het wetsvoorstel door de Tweede en Eerste Kamer behandeld worden. Dit kan ertoe leiden dat de Wijzigingswet op onderdelen nog aangepast of aangevuld zal worden. Daarnaast worden ook op een lager niveau van de regelgeving, zoals in het Besluit prudentiële regels en het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen, jaarlijks wijzigingen doorgevoerd. Een voorstel hiervoor is vanaf 2 april 2015 geconsulteerd. 

 

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Charco & Dique op telefoonnummer 020-4165403 of e-mailadres info@charcoendique.nl.