Het Bazelse Comite´ is voornemens de Standaardbenadering voor krediet risico voor banken risicosensitiever te maken en de afhankelijkheid van externe ratings voor de toepassing van deze benadering te verminderen. Verder wil zij het vertrouwen in de toepassing van de Interne modellenbenadering door banken verbeteren via het invoeren van 'capital floors'. Deze plannen hebben mogelijk grote impact op de Nederlandse banken.
Consultaties
Het Bazelse Comite´ heeft eind 2014 twee consultatiedocumenten gepubliceerd: ‘Revisions to the Standardized Approach for credit risk’ en ‘Capital floors: the design of a framework based on standardized approaches’. Deze consultaties maken onderdeel uit van het overkoepelende Basels project dat gericht is op de uniforme toepassing van risicogewichten. Pas na 2015 worden nadere concrete voorstellen verwacht.
Nederlandse banken zullen rekening moeten houden met een zeer stevige aanscherping van de kapitaalseisen en dan vooral op het gebied van de hypothekenportefeuilles. Dit houdt voornamelijk verband met de relatief hoge ‘loan-to-value ratio’s’ die de Nederlandse hypothekenmarkt kenmerkt. Deze ratio’s zullen, als de plannen doorgaan, aanzienlijk zwaarder gaan meewegen bij het bepalen van de kapitaalseisen. De Nederlandse bancaire sector heeft haar standpunten ten aanzien van deze Bazelse plannen inmiddels kenbaar gemaakt.
Standaard benadering versus Interne modellenbenadering
Er zijn twee manieren om risicogewichten te bepalen, de 'Standaard benadering' en de 'Interne modellenbenadering'. De Standaard benadering omvat specifieke risicowegingen voor verschillende categoriee¨n activa. Het gaat hierbij om zeventien activa klassen. Voor sommige categoriee¨n dient het risicogewicht te worden bepaald op basis van een kredietrisicobeoordeling door een erkende externe kredietbeoordelaar. De Standaard benadering wordt volgens DNB momenteel voor minder dan een kwart van de uitzettingen van Nederlandse banken toegepast.
Indien de risicobeheer- en datasystemen van voldoende hoge kwaliteit zijn, kunnen banken gebruik maken van de Interne modellenbenadering om de risicogewichten die aan hun activa moet worden gekoppeld vast te stellen. Deze benadering is specifieker en sensitiever en de toepassing daarvan komt de kwaliteit van het risicomanagement ten goede komt. Om die reden worden banken aangemoedigd de Interne Modellenbenadering toe te passen.
?
Risicogewichten
De kapitaalseisen schrijven voor dat banken risicogewichten dienen toe te kennen aan de activa die zij op hun balans hebben staan. De hoogte van deze risicogewichten is afhankelijk van het risico dat door de bank op de verschillende soorten activa wordt gelopen. De minimale hoeveelheid kapitaal die een bank dient aan te houden is gerelateerd aan de omvang van haar naar risicogewogen activa. Een voorbeeld: stel een bank heeft € 100.000 activa met een risicogewicht van 30% en €80.000 activa met een risicogewicht van 40%. De risicogewogen activa zijn dan: €100.000 keer 30% + € 80.000 keer 40% = €30.000 + € 32.000 = € 62.000. De minimale kapitaaleis is dan 8% van € 62.000 = €4.960.
Aanpassing van de Standaard benadering
In vergelijking met de Interne modellenbenadering is de Standaard benadering minder risicosensitief. Om de benadering meer risicosensitiever te maken en afhankelijkheid van externe ratings te verminderen, is het Comite´ voornemens de verschillende categoriee¨n activa op basis van een alternatieve manier te wegen. Enkele concrete voorstellen:
- Blootstellingen aan bedrijven worden niet langer op basis van de externe credit rating van een bedrijf risicogewogen, maar op basis van een tabel waarin de risicogewichten varie¨ren van 60% tot 300%, waarbij het uiteindelijke risicogewicht wordt bepaald door onder meer de mate van leverage van de betreffende onderneming.
- Blootstelling aan woninghypotheken worden niet langer in de basis met 35% risicogewogen, maar op basis van een tabel waarin de risicogewichten varie¨ren van 25% tot 100%, waarbij het uiteindelijke risicogewicht wordt bepaald door de loan to value ratio en debt-service coverage ratio.
Verder is het Bazelse Comite´ voornemens om een aantal wijziging door de voeren met betrekking tot de regels die zien op kredietrisicolimitering voor blootstellingen die aan de hand van de Standaard benadering worden risicogewogen. Een belangrijke overweging van het Comite´ hierbij is dat er momenteel onnodig veel complexe benaderingen bestaan.
Aanpassing van de Interne modellenbenadering
Het Bazelse Comite´ beschouwt het gebrek aan vergelijkbaarheid en transparantie als de grootste nadelen van de Interne modellenbenadering. Omdat banken een zekere ruimte hebben bij het hanteren van hun eigen modellen en berekeningen, zijn de risicogewichten die door de verschillende banken worden gehanteerd niet goed te vergelijken. Verder is het zicht op de verhouding tussen risico’s en de zelf berekende resultaten beperkt. Dit leidt tot de vraag of de resulterende kapitaalbuffers in alle gevallen voldoende zijn om de onderliggende risico’s te dekken. Het alternatief is het gebruik van de Standaard benadering. Deze methode is eenvoudiger maar uiteraard minder risicosensitief.
Capital floors
Om aan hierboven vermelde bezwaren tegemoet stelt het Comite´ voor zogenaamde ‘capital floors' – dat wil zeggen minimum risicogewichten – in te stellen die gebaseerd zijn op de risicogewichten die worden voorgeschreven onder de Standaardbenadering. Hiermee zou worden voorkomen dat Interne modellen worden ingezet om zo laag mogelijke risicogewichten te kunnen toepassen in plaats van het nauwkeurig inschatten van de risico's. Het gebrek aan vertrouwen in banken op dit vlak zou door de introductie van de capital floors kunnen worden opgelost.
In de praktijk zou een introductie van de capital floors tot gevolg hebben dat banken die de Interne modellenbenadering hanteren de floors van de Standaard benadering moeten toepassen indien de door hun berekende risicogewichten lager uitkomen dan de op basis van de Standaardbenadering voorgeschreven risicogewichten. Vooral de lage risicoportefeuilles met een goed onderpand – zoals Nederlandse hypotheken – zouden hierdoor stevig worden geraakt en banken zullen verplicht worden extra kapitaal aan te houden voor dergelijke activa.
Uitdaging voor banken
Als deze plannen vanuit Bazel werkelijkheid worden zullen banken genoodzaakt zijn om – ofwel de kapitaalspositie te verbeteren – ofwel een gedeelte van hun balanstotaal af te bouwen om blijvend te kunnen voldoen aan de vereiste kapitaalratio's. Het verbeteren van de kapitaalspositie kan worden gerealiseerd via het aantrekken van extra kapitaal, het snijden in de kosten of het inhouden van de winst. Verder kan het balanstotaal worden afgebouwd via het afstoten van kredietportefeuilles of het beperken van de kredietverstrekking. De mogelijke impact van deze voorstellen en de noodzaak tot het doorvoeren van voornoemde maatregelen zullen, afhankelijk van de kapitaalspositie, de type activa op de balans en uiteraard de huidige toepassing van de standaard benadering of wel de interne modellenbenadering van bank tot bank verschillen. Banken zouden kunnen voorsorteren op deze plannen door te onderzoeken hoe zij door de voorgestelde maatregelen zouden worden getroffen en hoe hier op in te kunnen spelen.
Tot slot
De voorgestelde aanpassingen op de toepassing van de Standaardbenadering en de Interne modellenbenadering zijn fors. Vooral de beoogde introductie van ‘capital floors', zal grote impact hebben op de omvang van de Nederlandse bankbalansen en hoogstwaarschijnlijk op de algehele kredietverlening in Nederland. Belangrijke kritiek op de plannen van het Bazelse Comite´ is dat het vooralsnog heeft nagelaten om de risicomodellen te verbeteren en vergelijkbaarder te maken. In plaats daarvan valt men terug op een 'one size fits all' -benadering. Er is dan ook nog een hoop discussie over dit onderwerp te verwachten.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Charco & Dique op telefoonnummer 020-4165403 of e-mailadres info@charcoendique.nl.