Nieuws

Inducement en research: MiFID II stelt eisen

Vergoedingen die door een beleggingsonderneming worden ontvangen of verstrekt worden inducements genoemd. Onder MiFID I waren reeds regels gesteld aan het ontvangen of verstrekken van inducements. In de ogen van de Europese wetgever kunnen financiële of andere prikkels namelijk de verplichting van een beleggingsonderneming om zich bij het verlenen van beleggingsdiensten of nevendiensten op een eerlijke, billijke en professionele wijze in te zetten voor haar cliënten doorkruisen.

 

Onder MiFID II worden de inducementregels op onderdelen aangescherpt. Onderdeel hiervan is dat het gratis ontvangen van research expliciet als een vergoeding wordt gezien die niet langer is toegestaan.

 

Artikel 24(7), 24(8) en 27(2) MiFID II bevatten de hoofdnormen ten aanzien van inducements. De eisen uit voornoemde normen zijn nader uitgewerkt in artikel 11 tot en met 13 van gedelegeerde richtlijn 2017/593. Tevens heeft ESMA in haar Q&A On MiFID II and MiFIR investor protection topics uitleg gegeven over de interpretatie van verschillende regels op dit gebied.  Omdat de eisen zijn opgenomen in Europese richtlijnen zullen deze in Nederlandse wet- en regelgeving worden geïmplementeerd. Daarbij is er wel ruimte om op onderdelen van de Europese voorschriften af te wijken.

Inducement algemeen

Onder MiFID I waren inducements feitelijk alleen toegestaan wanneer ze ofwel door de cliënt werden betaald ofwel noodzakelijk waren voor de verleende beleggingsdienst (zoals beursvergoedingen) ofwel de beleggingsdienst ten goede zouden komen. Omdat in de praktijk nog veel vergoedingen toegestaan waren, bleven in de ogen van onder meer de AFM teveel ongewenste prikkels voor beleggingsondernemingen bestaan om niet volledig in het belang van hun cliënten te handelen. Om dit te veranderen is in 2014 in Nederland het provisieverbod voor beleggingsondernemingen ingevoerd. Door dit provisieverbod werd het onder meer niet meer toegestaan distributievergoedingen en retourprovisies te ontvangen wanneer dit betrekking had op de dienstverlening aan niet-professionele beleggers.

 

Onder MiFID II worden de inducementbepalingen op Europees niveau aangescherpt. Wel blijft er ruimte om op nationaal niveau strengere eisen op te leggen. De Nederlandse wetgever zal het sinds 2014 bestaande provisieverbod onder MiFID II handhaven. De aangescherpte inducementregels van MiFID II hebben daarom niet veel impact bij de dienstverlening aan niet-professionele beleggers.

Wel wordt in de Nederlandse regelgeving een expliciete bepaling toegevoegd dat het (Nederlandse) provisieverbod niet van toepassing is op kleine niet-geldelijke provisies mits de belegger hierover in algemene bewoordingen duidelijk is geïnformeerd voordat de beleggingsdienst of nevendienst wordt verleend. Artikel 12 van de gedelegeerde uitvoeringsrichtlijn geeft aan wanneer sprake is van kleine niet-geldelijke provisies. Het gaat onder meer om algemene informatie over een financieel instrument of beleggingsdienst, promotiemateriaal met betrekking tot een emissie, algemene rapporten over de economie of bedrijfsresultaten, het deelnemen aan congressen, seminars of andere trainingen over de kenmerken van een specifiek financieel instrument of specifieke beleggingsdienst (inclusief een redelijk bedrag aan eten en drinken tijdens een congres, seminar of andere training).

Hoewel genoemde kleine niet-geldelijke provisies onder MiFID II wel zijn toegestaan, wordt in de Nederlandse regelgeving de huidige uitzondering op het provisieverbod om nog wel relatiegeschenken tot een waarde van 100 euro te mogen ontvangen geschrapt. Wanneer relatiegeschenken gerelateerd zijn aan door de beleggingsonderneming verleende beleggingsdiensten en niet als kleine niet-geldelijke provisies beschouwd zouden kunnen worden, zullen deze onder MiFID II niet meer ontvangen mogen worden.

Ten aanzien van professionele beleggers zijn met name de volgende wijzigingen in de regelgeving op het gebied van inducements relevant:

  • de criteria op basis waarvan een beleggingsonderneming kan stellen dat een inducement de verleende beleggingsdienst ten goede komt worden verduidelijkt;
  • wanneer inducements worden ontvangen of verstrekt moet hierover meer informatie dan voorheen worden verstrekt aan cliënten;
  • het wordt expliciet verboden vergoedingen te ontvangen van de handelsplatformen waarop orders van cliënten worden uitgevoerd;
  • vergoedingen die betrekking hebben op vermogensbeheercliënten of cliënten waaraan onafhankelijk advies wordt verleend moeten verplicht worden ‘doorgestoten’ naar deze cliënten.

Research

Onder MiFID II kan research die ontvangen wordt als een (niet toegestane) inducement worden gezien.

In artikel 13 van de gedelegeerde richtlijn 2017/593 is bepaald dat de beleggingsonderneming alleen nog maar research mag ontvangen wanneer hiervoor wordt betaald. Deze betaling mag door de beleggingsonderneming worden gedaan of (indirect) door cliënten van de beleggingsonderneming vanaf een door de cliënten gevoede ‘researchrekening’. Wanneer de beleggingsonderneming van deze laatste mogelijkheid gebruik wil maken, zijn een groot aantal specifieke eisen van toepassing. Zo moet het bedrag dat voor research in rekening wordt gebracht gebaseerd zijn op het budget dat de onderneming daarvoor heeft vastgesteld. Bovendien mag het bedrag nooit afhankelijk zijn van het transactievolume en/of de waarde van de uitgevoerde transacties.

Wanneer sprake is van research is omschreven in overweging 28 van de gedelegeerde richtlijn. Hieruit blijkt dat van research sprake is wanneer in een publicatie een expliciete of impliciete aanbeveling of suggestie voor een beleggingsstrategie wordt gedaan en gefundeerd advies over de huidige of toekomstige waarde of prijs van bepaalde financiële instrumenten of activa wordt gegeven.

Door ESMA is in haar Q&A ‘on MiFID II and MiFIR investor protection and intermediaries topics’ aangegeven dat op basis van de omschrijving van research in overweging 28 niet geconcludeerd mag worden dat bijvoorbeeld (algemene) marco-economische publicaties per definitie niet als research beschouwd hoeven worden. Volgens ESMA moeten macro-economische publicaties waarin bijvoorbeeld verwachtingen over de inflatieontwikkeling of economische groei worden gegeven als research worden gezien, omdat hiermee impliciet een beleggingsstrategie wordt aanbevolen.

Ook is aan ESMA gevraagd aan te geven waar de scheidslijn ligt tussen ontvangen informatie die als (toegestane) kleine niet-geldelijke provisie mag worden beschouwd en research. ESMA heeft hierover aangegeven dat marktpartijen dit zelf dienen te bepalen aan de hand van onder meer de doelstellingen van de verplichting om voor research te betalen alsmede de mogelijkheid om bepaalde kleine niet-geldelijke provisies nog wel te mogen ontvangen. Een uitgebreid research rapport mag niet gratis worden ontvangen, een kleine ‘markt update’ met beperkte toelichting ontvangen is nog wel toegestaan.

ESMA heeft in haar Q&A ook antwoord gegeven op de vraag hoe beleggingsondernemingen om moeten gaan met gratis research die zij ongevraagd ontvangen. ESMA heeft hierover aangegeven dat het de verantwoordelijkheid van de beleggingsondernemingen zelf is ervoor te zorgen dat zij geen ongevraagde (gratis) research krijgen. ESMA suggereert onder meer afzenders hiervan in de e-mail te blokkeren of dergelijke informatie op andere wijze te filteren.

Tenslotte is door ESMA in haar Q&A aangegeven dat ook betaald moet worden voor research die wordt verstrekt door ondernemingen van buiten de EU die niet onder MiFID II vallen.

Aandachtspunten

Mede vanwege het Nederlandse provisieverbod is de impact van de onder MiFID II aangescherpte inducementbepalingen beperkt voor beleggingsondernemingen die (met name) diensten verlenen aan niet-professionele beleggers. Wel dienen deze beleggingsondernemingen te bepalen welke kleine niet-geldelijke provisies zij ontvangen en welke vergoedingen onder MiFID II niet meer toegestaan zijn.

Voor beleggingsondernemingen die diensten verlenen aan professionele beleggers kunnen de aangescherpte inducementbepalingen meer impact hebben. Het is aan te bevelen deze impact tijdig in beeld te hebben.

Ten aanzien van research krijgen alle beleggingsondernemingen te maken met de nieuwe regelgeving. Het is raadzaam tijdig in beeld te hebben welke (soorten) informatie de beleggingsonderneming ontvangt die onder MiFID II als research gezien moeten worden. Aan de hand hiervan moet worden bepaald welke research de beleggingsonderneming vanaf 2018 nog wil ontvangen moeten tijdig overeenkomsten met de betreffende leveranciers van deze research worden afgesloten. In het geval de beleggingsonderneming de research wil betalen vanaf een door cliënten gevoegde research rekening, moeten tijdig stappen worden gezet om deze systematiek conform de onder MiFID II gestelde eisen te implementeren.

Aangaande de uitleg van de bepalingen op het gebied van research is het daarnaast verstandig de Q&A van ESMA op dit punt te volgen.

Tot slot

In dit nieuwsitem is een toelichting gegeven op de eisen die onder MiFID II worden gesteld op het gebied van inducements en het ontvangen van research. Hoewel dit nieuwsitem niet de ruimte biedt om op alle details van de nieuwe regelgeving in te gaan, verwacht Charco & Dique in dit nieuwsitem een goede indruk te hebben gegeven van de impact die de regels op dit gebied voor beleggingsondernemingen heeft.

Op 3 januari 2018 treedt MiFID II in werking en moeten alle beleggingsondernemingen aan alle nieuwe eisen voldoen. Het is raadzaam tijdig de exacte impact van de nieuwe regelgeving te hebben bepaald en de nieuwe eisen in de bedrijfsvoering te implementeren.

Charco & Dique kan u ondersteunen bij het maken van een impact analyse van de eisen en het implementeren van de eisen vanuit MiFID II. Voor meer informatie kunt u opnemen met Charco & Dique op telefoonnummer 020-4165403 of e-mailadres info@charcoendique.nl .