Nieuws

ESMA richtsnoer passendheid beleggingsdienst

Op 6 juli 2012 heeft de Europese toezichthouder voor effecten en markten (ESMA) richtsnoeren gepubliceerd over de passendheid van de dienstverlening bij beleggingsadvies en vermogensbeheer. Vanaf eind 2012 of begin 2013 zullen alle beleggingsondernemingen die deze vormen van dienstverlening aanbieden deze richtsnoeren dienen na te leven. De AFM zal hierop toezien. In dit nieuwsitem gaan wij in op impact van deze richtsnoeren op beleggingsadvies en vermogensbeheer.

Naar verwachting zal de AFM de ESMA richtsnoeren (zie ook: Wat zijn richtsnoeren en wat is status?) in een beleidsregel omzetten (Q4 2012) 

Wat houden de richtsnoeren over de passendheid van beleggingsadvies en vermogensbeheer in?

Het op 6 juli 2012 door ESMA afgegeven Richtsnoer (ESMA/2012/387) bestaat feitelijk uit negen specifieke richtsnoeren. Elk van deze negen richtsnoeren dekt een ander onderwerp af waarbij per onderwerp eerst het algemene principe wordt omschreven en daarna concrete, inhoudelijke bepalingen worden neergelegd. Sommige van deze bepalingen zijn vrij principle based en algemeen, andere zijn zeer rule based en specifiek. Verder wordt bij diverse richtsnoeren een zodanige toelichting gegeven dat daaruit ook weer een concrete visie en interpretatie van ESMA kan worden afgeleid.

De volgende negen onderwerpen zijn in de richtsnoeren opgenomen:

  Impact

1. Informatie aan cliënten over beoordeling passendheid dienstverlening

2. Waarborgen om cliënten en hun beleggingen te kunnen begrijpen

3. Deskundigheid van de medewerkers van de beleggingsonderneming

4. Omvang van bij cliënten in te winnen informatie (proportionaliteit)

5. Betrouwbaarheid van informatie van cliënten

6. Actualiseren van informatie van cliënten 

7. Vergaring van informatie bij ondernemingen of groepen mensen

 

8. Maatregelen ter waarborging van de passendheid van de beleggingen

 

9. Bewaren van gegevens over (vaststelling) passendheid dienstverlening

 

 

De richtsnoeren richten zich op beleggingsondernemingen die de beleggingsdiensten ‘advies’ en ‘vermogensbeheer’ verlenen, zoals (zelfstandig) vermogensbeheerders en banken. 
 

Hoewel de richtsnoeren specifiek gericht zijn op de dienstverlening aan niet-professionele beleggers, merkt ESMA nadrukkelijk op dat de richtsnoeren, voor zover relevant, ook van toepassing zijn op de dienstverlening aan professionele beleggers. Het is daarom raadzaam dat ook beleggingsondernemingen die de diensten advies en vermogensbeheer uitsluitend aan professionele beleggers verlenen, zoals bijvoorbeeld asset managers,  kennis nemen van de richtsnoeren en deze vereisten voor zover relevant implementeren.

Uitwerking van de richtsnoeren
Hieronder wordt per richtsnoer een korte omschrijving met toelichting gegeven. Vervolgens gevenwij kort aan welke impact het richtsnoer voor de gemiddelde beleggingsonderneming heeft. HierbU dient zich ervan bewust te zijn dat hieronder niet op alle (sub)bepalingen van een richtsnoer wordt ingegaan.

1. Informatie aan cliënten over beoordeling passendheid dienstverlening
Beleggingsondernemingen dienen aan hun cliënten duidelijk te maken waarom zij de passendheid van hun dienstverlening voor de cliënt beoordelen. Onderdeel hiervan is dat (nieuwe) cliënten zich realiseren dat het belangrijk is de beleggingsonderneming van voldoende en juiste informatie te voorzien over hun kennis, ervaring, beleggingsdoelstellingen, financiële positie en risicobereidheid. Aan de cliënt moet verder duidelijk gemaakt worden dat het de verantwoordelijkheid is van de beleggingsonderneming om te bepalen welk soort dienstverlening of welke soorten financiële instrumenten geschikt zijn voor de cliënt.
 

De impact van dit richtsnoer is klein. Het eerste richtsnoer bevat een aantal normen die op gestandaardiseerde en daarmee relatief makkelijke wijze in te bedden is in de pre-contractuele informatieverstrekking. U dient zich er wel van bewust te zijn dat dit richtsnoer een groot aantal subnormen bevat.

2. Waarborgen om cliënten en hun beleggingen te kunnen begrijpen
Beleggingsondernemingen moeten over adequate procedures en maatregelen beschikken om de noodzakelijke gegevens van de cliënten en de kenmerken van financiële instrumenten waarin de cliënten kunnen beleggen vast te stellen. Daarbij geeft het richtsnoer op onderdelen ook aan welke informatie bij de cliënt moet worden ingewonnen. Deze informatie betreft bijvoorbeeld ook de burgerlijke staat, familie situatie (zoals het feit of een kind op korte termijn zal gaan starten met een studie) en de aard van de arbeidsrelatie (vast of tijdelijk contract, zelfstandige, periode tot aan pensionering). Verder dient de beleggingsonderneming te waarborgen dat zij de karakteristieken van de financiële producten waarover zij adviseert of voor de cliënt in belegt (voldoende) kent.
 

De impact van dit richtsnoer is gemiddeld. De normen van richtsnoer 2 liggen dicht bij de in de Wft gestelde eis ten aanzien van het cliëntenprofiel. Wel geeft ESMA op een aantal punten richting aan de diepgang van te inventariseren informatie. Voor veel beleggingsondernemingen zal het richtsnoer een goede aanleiding moeten zijn om het hele proces rondom het inventariseren van gegevens van cliënten tegen het voetlicht te houden.

3. Deskundigheid van de medewerkers van de beleggingsonderneming
Beleggingsondernemingen moeten ervoor zorg dragen dat medewerkers die in het dienstverleningsproces met de cliënt zijn betrokken over voldoende kennis en ervaring beschikken. Dit betreft onder meer kennis en ervaring om de wensen en behoeftes van de klant te kunnen inschatten, waaronder expertise over de financiële markten en financiële instrumenten om te kunnen bepalen of dit aansluit op deze wensen en behoeftes. Ook moet voldoende kennis over wet- en regelgeving en interne procedures en maatregelen aanwezig zijn. Hoewel de ‘deskundigheidseisen’ niet heel bijzonder lijken, dient u zich ervan bewust te zijn dat u, desnoods per medewerker, moet kunnen aantonen dat deze kennis en ervaring aanwezig is.
 

De impact van dit richtsnoer is groot. Voor beleggingsondernemingen bestonden tot op dit moment nog geen wettelijke deskundigheidseisen. Met name dat feit maakt dit richtsnoer impactvol. Veel beleggingsondernemingen zullen, ondanks dat het richtsnoer de lat niet heel hoog legt, veel werk moeten verzetten om de specifieke eisen op dit gebied na te kunnen leven en dit aan de toezichthouder aan te tonen.

4. Omvang van bij cliënten in te winnen informatie (proportionaliteit)
Beleggingsondernemingen mogen wat betreft de hoeveelheid bij de cliënt in te winnen informatie rekening houden met de aard van hun dienstverlening en de door hun aangeboden financiële instrumenten. Hierbij wordt in het richtsnoer voor een groot aantal situaties aangegeven in hoeverre meer informatie moet worden ingewonnen. Het lastige van de bepalingen die in dit richtsnoer zijn uitgewerkt is dat ESMA nog vrij algemeen blijft. ESMA geeft met name aan dát in een bepaalde situatie meer informatie moet worden ingewonnen, maar beschrijft niet welke informatie dit dan betreft en wanneer de ingewonnen informatie voldoende is. Wat het adequaat invullen van dit richtsnoer verder lastig maakt is dat de daadwerkelijk in te winnen informatie ook moet afhangen van de aard, behoeftes en omstandigheden van de cliënt en dus per cliënt kan verschillen.
 

De impact van dit richtsnoer is gemiddeld. Net als bij richtsnoer 2 is dit een richtsnoer die dicht bij de wettelijke norm aangaande het cliëntenprofiel staat. Richtsnoer 4 kan daarom erg behulpzaam zijn om het proces aangaande het inventariseren van cliëntgegevens te verbeteren en aan te passen aan de huidige eisen.

5. Betrouwbaarheid van informatie van cliënten
Beleggingsondernemingen dienen maatregelen te implementeren waardoor zoveel als mogelijk wordt gewaarborgd dat de van cliënten ingewonnen informatie juist en betrouwbaar is. Dit betekent onder meer dat de beleggingsonderneming ervoor moet zorg dragen dat haar cliënten de aan hun gestelde vragen voldoende begrijpen. Ook wordt beleggingsondernemingen ‘opgedragen’ gesloten meerkeuzevragen zoveel mogelijk te vermijden en voldoende open vragen te stellen waarbij de cliënt zelf actief informatie moet verstrekken. Wanneer het inventarisatieproces vergaand gestandaardiseerd en/of geautomatiseerd is, dient een beleggingsonderneming ervoor te waken dat het proces bruikbare resultaten oplevert en dat er bijvoorbeeld voldoende aandacht is voor tegenstrijdige antwoorden. Tenslotte worden beleggingsondernemingen erop gewezen dat ze de gegeven antwoorden niet alleen individueel moeten zien, maar ook op consistentie van de gegeven antwoorden in de vragenlijst als geheel moeten letten.
 

De impact van dit richtsnoer is gemiddeld tot groot. Dit richtsnoer legt duidelijke normen neer ten aanzien van het proces van het inwinnen van informatie voor het cliëntenprofiel. Met name beleggingsondernemingen die veel met gestandaardiseerde vragenlijsten werken, zullen hun proces op onderdelen sterk moeten aanpassen.

6. Actualiseren van informatie van cliënten
Beleggingsondernemingen worden geacht over actuele informatie te beschikken over de achtergronden van de cliënt. Het richtsnoer stelt daarbij dat beleggingsondernemingen zelf moeten bepalen welke informatie periodiek geactualiseerd moet worden en met welke frequentie dit gebeurt. Met name het risicoprofiel van de cliënt en de aard van de dienstverlening is hierbij van belang. Ook merkt ESMA op dat actualisering van het profiel wenselijk is als zich belangrijke ontwikkelingen bij de cliënt voordoen die van invloed kunnen zijn op bijvoorbeeld de financiële positie of de doelstellingen van de cliënt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd.
 

De impact van dit richtsnoer is klein tot gemiddeld. Het richtsnoer legt duidelijke normen neer betreffende de verplichting de gegevens van de cliënt actueel te houden. Met name de eis dat de mate en de frequentie van actualisatie per (soort) cliënt kan verschillen, maakt dat sommige beleggingsondernemingen een grote inspanning moeten leveren om het richtsnoer na te leven. Beleggingsondernemingen die op regelmatige basis met cliënten om tafel zitten om de dienstverlening door te spreken zullen weinig extra inspanning hoeven te verrichten om dit richtsnoer na te leven.

7. Vergaring van informatie bij ondernemingen of groepen mensen (inclusief echtparen)
In veel gevallen bestaat de ‘cliënt’ niet uit één natuurlijke persoon, maar is sprake van meerdere natuurlijke personen (zoals een echtpaar) of één of meerdere personen die de (eind)cliënt vertegenwoordigt (zoals bij een onderneming). In zulke gevallen is de vraag over welke persoon of personen informatie moet worden ingewonnen. Beleggingsondernemingen dienen volgens ESMA zelf een beleid uit te werken hoe zij met zulke situaties omgaan. De bescherming van de belangen van alle betrokken personen moet hierbij het uitgangspunt zijn. Als een cliënt bijvoorbeeld wordt vertegenwoordigd door een andere persoon, moet van de cliënt de financiële positie en doelstellingen worden geïnventariseerd, terwijl van de andere persoon informatie over de kennis en ervaring moet worden ingewonnen. Als meer dan één persoon als cliënt moet worden beschouwd, moet de beleggingsonderneming beoordelen welke persoon als relevante persoon moet worden beschouwd. In veel gevallen zal dit volgens ESMA degene zijn met de slechtste financiële positie.
 

De impact van dit richtsnoer is groot tot zeer groot. U dient zich goed te realiseren dat het aantal cliënten waarop dit richtsnoer betrekking heeft, cliënten waarbij meer dan één natuurlijk persoon is betrokken, zeer groot kan zijn. Gezien de vele denkbare situaties en de potentiële zorgplichtrisico’s is het belangrijk dat beleggingsondernemingen goed nadenken over het door ESMA gesuggereerde beleid voor het inventariseren van gegevens bij deze cliënten. Uiteraard dient het beleid uiteindelijk zijn weerslag te vinden in specifieke procedures en maatregelen.

8. Maatregelen ter waarborging van de passendheid van de beleggingen
ESMA stelt dat een beleggingsonderneming niet eenzelfde financieel instrument ‘automatisch’ aan een groep cliënten die door de beleggingsonderneming in eenzelfde risico-categorie zijn ingedeeld mag adviseren. Bij elke beleggingsbeslissing of advies dient de beleggingsonderneming namelijk voor elke cliënt te bepalen of het betreffende financiële instrument past binnen de bestaande portefeuille van de cliënt, inclusief asset allocatie, en of ook de risico’s en kosten van de belegging passen bij het profiel van de cliënt. Bij bijvoorbeeld illiquide beleggingen moet verder ook nog worden bepaald of de minimale of waarschijnlijke ‘holding period’ voor iedere individuele cliënt passend is.
 

De impact van dit richtsnoer is groot. Bij veel beleggingsondernemingen is het ‘gebruikelijk’ om eenzelfde financieel instrument aan alle cliënten binnen een risicoklasse (“zeer offensief”, “neutraal”) te adviseren. In de ogen van ESMA kan dit niet (langer). Beleggingsondernemingen moeten daarom heel goed nadenken op welke wijze zij hun advies- en beleggingsbeslissingsproces zo kunnen aanpassen dat de norm wordt nageleefd zonder dat dit tot heel veel werk en hoge kosten leidt.

9. Bewaren van gegevens over (vaststelling) passendheid dienstverlening
Beleggingsondernemingen moeten de van cliënten geïnventariseerde gegevens over het cliëntenprofiel alsmede gegevens over ieder advies of beleggingsbeslissing op een gestructureerde, transparante en toegankelijke wijze bewaren. Dit moet de beleggingsonderneming en de toezichthouder in staat stellen om (achteraf) een goed beeld te krijgen van het inventarisatieproces. Onderdeel hiervan is ook dat herleidbaar is op welke wijze de van de cliënt verkregen gegevens door de beleggingsonderneming zijn geïnterpreteerd. Ook moet elke aan of voor de cliënt gegeven advies of beleggingsbeslissing achteraf reconstrueerbaar zijn.
 

De impact van dit richtsnoer is klein. Van beleggingsondernemingen wordt op grond van de Wft immers al verwacht dat zij alle relevante informatie van of over de cliënt tenminste vijf jaar bewaren. Voor beleggingsondernemingen is het belangrijk om te realiseren dat ESMA niet alleen verwacht dat de van cliënt verkregen informatie en informatie over gegeven adviezen wordt bewaard, maar dat ook gegevens over hoe deze informatie, inclusief wijzigingen daarin, door de beleggingsonderneming is geïnterpreteerd worden bewaard. Voor veel beleggingsondernemingen zal dit betekenen dat zij meer gegevens moeten bewaren dan waar zij tot dusverre van uitgingen. Met name voor hun is het erg belangrijk om hiervoor een goed proces op te zetten.

Wat te doen?
Hoewel het Richtsnoer naar verwachting pas op zijn vroegst eind 2012 in werking zal treden, is het van belang dat beleggingsondernemingen nu reeds aan de slag gaan om deze vereisten tijdig in de organisatie te implementeren. Het uitwerken van een impact assessment en een implementatieplan is hierbij een logische eerste stap.

Heeft u al een analyse gemaakt of moet u nog beginnen? Wij kunnen u ondersteunen bij respectievelijk het beoordelen van de uitgevoerde analyse of het uitvoeren van de analyse zelf. Daarnaast denken wij graag mee over wijze waarop u de richtsnoeren implementeerd. Met name de wijze waarop het advies- en/of beleggingsbeslissingsproces moet  worden aangepast vraagt om een gedegen aanpak.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Charco & Dique op telefoonnummer 020-4165403 of e-mailadres info@charcoendique.nl