Nieuws
Wwft & Sanctiewetgeving

Boete BFT vanwege verzuim Wwft verplichtingen: de leerpunten

7 min leestijd

Niet voldaan aan de monitoringsverplichting, geen verscherpt cliëntenonderzoek verricht en verzuimd om ongebruikelijke transacties te melden. Een Rotterdams administratie- en belastingadvieskantoor (hierna: het advieskantoor) dat haar verplichtingen onder de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) niet voldoende nakwam, ontving in 2018 een boete van het Bureau Financieel Toezicht (BFT). Het advieskantoor ging in beroep tegen de boete bij de Rechtbank Rotterdam, die op 15 mei 2020 uitspraak deed. De rechtbank verklaarde het beroep echter ongegrond. Welke fouten heeft het advieskantoor gemaakt, en wat kunnen we van deze zaak leren?

Wat was er aan de hand?

De Wwft schrijft voor dat bepaalde instellingen, waaronder administratie- en belastingadvieskantoren, cliëntenonderzoek moeten verrichten. Ook moeten zij voortdurende controles uitvoeren op hun klanten, verscherpt onderzoek uitvoeren als daar signalen voor zijn en ongebruikelijke transacties onverwijld melden aan de Financiële inlichtingen eenheid (FIU). Het advieskantoor in kwestie had niet voldaan aan deze verplichtingen.

Wat ging er aan de rechtszaak vooraf?

In december 2016 kwamen twee klanten van het advieskantoor in de media wegens een veroordeling voor witwassen. Dit bleek aanleiding voor het BFT om het advieskantoor onder de loep te nemen. In maart 2017 werden zij onderworpen aan een onderzoek naar de naleving van de Wwft.

Vanwege geconstateerde tekortkomingen legde het BFT het advieskantoor initieel een bestuurlijke boete op van €45.000. Deze werd later verlaagd naar €20.000, omdat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de voor de overtreder gunstigste bepalingen dienen te worden toegepast als de overtreding is begaan voorafgaand aan een verandering in wetgeving. Het advieskantoor was het principieel niet eens met de boete, en stapte naar de rechter.

Verifiëren en vastleggen identiteit

Elke Wwft-plichtige instelling, en dus ook een advieskantoor, dient een cliëntenonderzoek in te stellen ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme. Onderdeel van dit cliëntenonderzoek is het identificeren van de cliënt en het verifiëren van diens identiteit, voordat de zakelijke relatie wordt aangegaan.

Vervolgens dient de instelling de persoonsgegevens, aan de hand waarvan identificatie heeft plaatsgevonden, op opvraagbare wijze vast te leggen. Het advieskantoor kon niet aantonen dat beide cliënten voorafgaand aan de dienstverlening voldoende waren geïdentificeerd en geverifieerd. Zij betoogde echter dat zij dit ook niet hoefde aan te tonen. Maar klopt dit wel?

De dienstverlening (en dus de zakelijke relatie) met de klanten in kwestie startte in 2007 respectievelijk 2010. Op de kopieën van de identiteitsbewijzen in de cliëntdossiers stond echter niet vermeld wanneer de identificatie zou hebben plaatsgevonden. Volgens het BFT kon hierdoor niet worden vastgesteld dat tijdig, dus voor aanvang van de zakelijke relatie, was voldaan aan de verplichting tot identificatie en verificatie.

Doorlopende zakelijke relatie vs jaarlijks een nieuwe opdracht

Voorts betoogde het advieskantoor dat de zakelijke relatie met beide cliënten jaarlijks (opnieuw) werd aangegaan wanneer de opdracht tot het verzorgen van de aangifte inkomstenbelasting werd gegeven. Bij deze opdrachtverlening zou telkens opnieuw om een kopie van hun identiteitsbewijs worden gevraagd. De oude kopie werd dan vernietigd.

Gelet op de jarenlange relatie tussen het advieskantoor en beide cliënten, achtte de rechtbank dit niet aannemelijk. Ook bleven de werkzaamheden niet beperkt tot het verzorgen van de aangifte inkomstenbelasting, want het advieskantoor verzorgde daarnaast de administratie van beide cliënten.

Verscherpt cliëntenonderzoek om witwassen te voorkomen

Een Wwft-plichtige instelling moet voortdurend controleren of de zakelijke relatie met de klant en de verrichte transacties overeenkomen met de kennis die de instelling heeft van de cliënt en diens risicoprofiel. Deze voortdurende controle is onderdeel van voornoemd cliëntenonderzoek. Als uit de voortdurende controle blijkt dat een zakelijke relatie of transactie een hoger risico op witwassen of het financieren van terrorisme met zich meebrengt, moet een verscherpt cliëntenonderzoek worden uitgevoerd. Volgens het advieskantoor bleek nergens uit dat zij geen voortdurende controle heeft uitgevoerd. Ook was zij van mening dat er bij geen van beide klanten sprake was van een hoger risico op witwassen.

Het BFT was het hier niet mee eens. Op basis van de dossiers van beide klanten oordeelde het BFT dat wel degelijk het vermoeden bestond dat er onvolkomenheden waren. Ook witwassignalen waren aanwezig. Het adviesbureau heeft hier niet adequaat op geacteerd. Weliswaar stelde zij beide klanten op de hoogte van het feit dat de dossiers niet volledig waren en dat ze bepaalde antwoorden op aanvullende vragen niet voldoende achtte. Toch stelde zij verder geen onderzoek in en voerde zij de opdracht aangaande aangifte inkomstenbelasting gewoon uit.

Volgens het BFT had het advieskantoor voor beide klanten een hoger risico op witwassen moeten onderkennen en een verscherpt cliëntenonderzoek moeten verrichten, om zo de herkomst van het vermogen (of de middelen) van de klanten te achterhalen.

Voortdurende controle om ongebruikelijke transacties te herkennen

Een Wwft-plichtige instelling moet een verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie onverwijld melden aan de FIU. Om accountants, belastingadviseurs en administratiekantoren te helpen bepalen of aan een wettelijke indicator voor een ongebruikelijke transactie is voldaan, heeft de BFT de ‘Specifieke leidraad naleving WWFT’ opgesteld. In deze leidraad zijn onder meer de volgende voorbeelden opgenomen:

  • E1: De cliënt heeft voorkeur voor activa die geen sporen achterlaten, zoals contant geld, toonderpapier, toonderpolissen.
  • E3: Het betaalverkeer vertoont een ongebruikelijk patroon. De gelden waarover de cliënt beschikt zijn afkomstig uit onduidelijke bronnen of de door de cliënt aangegeven bronnen zijn onwaarschijnlijk of onvoldoende gedocumenteerd.
  • J2: Er is een onverklaarbare discrepantie tussen geld en goederenstroom.

Het advieskantoor betoogt dat in beide dossiers geen vermoeden van witwassen bestond en dat zij dus geen melding van ongebruikelijke transacties had hoeven doen. Klopt dit?

Uit de administratie van een van de twee klanten over 2014, bleek dat er elf verkoopfacturen waren verstuurd aan één cliënt, voor een totaalbedrag van €26.660. Hier stonden echter geen inkoopfacturen tegenover. Verder bleek dat er zeven verkoopfacturen waren uitgeschreven (voor een totaalbedrag van €40.300) aan een garagebedrijf in de Verenigde Arabische Emiraten (VAE). Ook hier stonden geen inkoopfacturen tegenover. Daarnaast was het onduidelijk waarom een Nederlands bouwbedrijf facturen uit zou schrijven aan een garagebedrijf in de VAE. Hoewel er duidelijk sprake was van een ongebruikelijk transactiepatroon en onverklaarbare discrepantie tussen geld en goederenstroom, vond het advieskantoor het niet nodig om verder onderzoek te doen.

Bij de andere klant wees de administratie uit dat meer dan de helft van de omzet (een bedrag van €48.279), waarvoor zeventien facturen waren uitgeschreven, contant was betaald. Verder werden er maandelijks facturen uitgeschreven, terwijl er daarna geen omzet meer werd gefactureerd. Ook stonden er tegenover de omzet geen inkoopfacturen, wat ongebruikelijk is. Hoewel de klant er een ongebruikelijk transactiepatroon op nahield, duidelijk een voorkeur leek te hebben voor activa die geen sporen achterlaten en er een onverklaarbare discrepantie was tussen geld en goederenstroom, vond het advieskantoor het ook hier niet nodig om verder onderzoek te doen.

Wanneer we de leidraad Wwft bekijken, kunnen we niet anders dan concluderen dat het advieskantoor bij beide klanten aanleiding had moeten zien om melding te maken van ongebruikelijke transacties. Ook de rechtbank was van mening dat het advieskantoor haar Wwft-verplichtingen onvoldoende is nagekomen, en verklaarde het hoger beroep ongegrond.

Wijze lessen

Het advieskantoor heeft nog de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Of zij deze mogelijkheid heeft aangegrepen is bij ons niet bekend.

Wilt u voorkomen dat uw organisatie ook een boete krijgt wegens het niet nakomen van de Wwft verplichtingen? We kunnen het volgende leren van deze zaak:

  • Leg duidelijk vast, met datumnotering, dat klanten voorafgaand aan de dienstverlening voldoende zijn geïdentificeerd en geverifieerd.
  • Kwalificeer de relatie met de klant op juiste wijze; is er sprake van een zakelijke relatie of van een incidentele transactie?
  • Zorg dat er een voortdurende controle plaatsvindt op de klant en diens transacties en stel indien nodig tijdig een verscherpt cliëntenonderzoek in.
  • Zorg dat er een voldoende adequaat transactiemonitoringsproces is ingericht en dat alle medewerkers getraind zijn ongebruikelijke transacties te herkennen.

Meer weten?

Een boete is niet alleen financieel nadelig, maar schaadt ook de reputatie van uw organisatie. Wilt u zeker weten dat u aan de Wwft vereisten voldoet? Wij kunnen u helpen door een Quick Scan te maken van de mate waarin uw organisatie voldoet aan de Wwft. Ook kunnen onze specialisten u bijstaan bij het interpreteren van de wettelijke verplichtingen. Lees hier meer over het bestrijden van financieel economische criminaliteit.

Daarnaast bieden wij via ons opleidingsinstituut The Ministry of Compliance verschillende Wwft cursussen aan. Waaronder een Wwft Awareness cursus, een Sanctiewet Awareness cursus en verdiepingsopleidingen op het gebied van cliëntenonderzoek en transactiemonitoring.

Bekijk onze Wwft opleidingen