Nieuws

Best execution na implementatie van MiFID II

Best execution is voor beleggingsondernemingen geen nieuw onderwerp. Reeds onder MiFID I waren ten aanzien van best execution diverse eisen gesteld. Deze eisen zagen voornamelijk op beleggingsondernemingen die zelf orders uitvoeren, beleggingsondernemingen die uitsluitend orders aan andere ondernemingen ter uitvoering doorgaven hadden op dit gebied een beperkt aantal eisen.

Onder MiFID II worden de eisen voor beide soorten beleggingsondernemingen op het gebied van best execution substantieel uitgebreid. Dit betreft met name een uitbreiding ten aanzien van diverse informatieverplichtingen, maar ook ten aanzien van de verantwoordelijkheid die beide soorten beleggingsondernemingen hebben ten aanzien van best execution.

De verplichting tot best execution is opgenomen in artikel 24(1) van de MiFID II richtlijn en artikel 64 tot en met 66 van de gedelegeerde verordening 2017/565. Artikel 64 en 66 zijn hierbij met name relevant voor beleggingsondernemingen die zelf orders uitvoeren, artikel 65 met name voor beleggingsondernemingen die orders laten uitvoeren door andere beleggingsondernemingen.

 

Best execution bij uitvoeren orders

Beleggingsondernemingen die orders voor cliënten uitvoeren krijgen onder MiFID II te maken met verschillende nieuwe verplichtingen.

 

Een in het oog springende nieuwe eis is dat deze beleggingsondernemingen jaarlijks voor elke categorie financiële instrumenten een overzicht moeten opstellen van de belangrijkste vijf plaatsen van uitvoering in termen van handelsvolumes waar zij tijdens het voorgaande jaar orders van cliënten hebben uitgevoerd. Dit overzicht moet openbaar gemaakt worden en informatie bevatten over de kwaliteit van de uitvoering.

 

Onder MiFID I waren beleggingsondernemingen die orders voor cliënten uitvoeren reeds verplicht over een orderuitvoeringsbeleid te beschikken en hierin per soort financiële instrumenten te beschrijven op basis van welke wegingen van factoren besloten zou worden op welk platform orders uitgevoerd zouden worden. Dit beleid moest jaarlijks worden geëvalueerd of wanneer zich een wezenlijke verandering heeft voorgedaan in de mogelijkheden van de onderneming om steeds het best mogelijke resultaat voor haar cliënten te behalen.

Onder MiFID II is verduidelijkt wanneer sprake is van een wezenlijke verandering, namelijk in het geval van een significante gebeurtenis die van invloed kan zijn op parameters van optimale uitvoering, zoals de kosten, de prijs, de snelheid, de waarschijnlijkheid van uitvoering en afwikkeling, de omvang en de aard van de order, als ook op alle andere voor de uitvoering van de order relevante aspecten. Verder is aangegeven dat wanneer zich een dergelijke wezenlijke verandering heeft voorgedaan de beleggingsonderneming moet overwegen wijzigingen aan te brengen in de plaatsen van uitvoering.

 

Beleggingsonderneming waren onder MiFID I al verplicht informatie over het orderuitvoeringsbeleid aan cliënten te verstrekken. Onder MiFID II wordt de hierbij te verstrekken informatie uitgebreid met onder meer specifieke informatie over:

  • van welke plaatsen van uitvoering voor elke categorie van financiële instrumenten, voor orders van niet-professionele cliënten en voor orders van professionele cliënten gebruik wordt gemaakt;
  • hoe de factoren voor de uitvoering, zoals de kosten, de prijs, de snelheid, de waarschijnlijkheid van uitvoering, en alle andere relevante factoren in aanmerking worden genomen als onderdeel van alle toereikende maatregelen om het best mogelijke resultaat voor de cliënt te behalen;
  • de weging van de verschillende factoren waarmee wordt bepaald op welk platform bepaalde transacties worden verricht;
  • indien van toepassing, informatie dat de onderneming orders buiten een handelsplatform uitvoert en de gevolgen daarvan, zoals het uit de uitvoering buiten een handelsplatform voortvloeiende tegenpartijrisico;
  • een samenvatting van de procedure voor de selectie van de plaatsen van uitvoering, van de gevolgde uitvoeringsstrategieën, van de procedures en het proces die worden gehanteerd om de kwaliteit van de uitvoering te analyseren, en van de wijze waarop de beleggingsonderneming monitort en verifieert dat het best mogelijke resultaat voor haar cliënten is behaald.

 

Aan niet-professionele beleggers moet in de informatie over het orderuitvoeringsbeleid het accent gelegd worden op de totale kosten die zij maken. Verder moet verwezen worden naar de door de beleggingsonderneming gepubliceerde informatie over de kwaliteit van uitvoering voor elke plaats van uitvoering die de beleggingsonderneming in haar uitvoeringsbeleid heeft vermeld.

 

Verder moet elke uitgevoerde transactie op de aan cliënten te verstrekken effectennota worden aangegeven op welk handelsplatform de order werd uitgevoerd. Daarnaast moet periodiek informatie worden verstrekt over de prijs, de kosten, de snelheid en de waarschijnlijkheid van uitvoering met betrekking tot individuele financiële instrumenten.

 

Tenslotte worden beleggingsondernemingen die cliënten vragen zelf een plaats van uitvoering te kiezen verplicht correcte, duidelijke en niet-misleidende informatie aan de cliënt te verstrekken ten aanzien van voor verschillende plaatsen van uitvoering relevante factoren. Dit moet ertoe leiden dat voorkomen wordt dat de cliënt louter op basis van het door de onderneming gevoerde prijsbeleid de ene plaats van uitvoering boven de andere verkiest.

Best execution bij doorgeven orders

Onder MiFID I bestonden al regels ten aanzien van best execution. Ondernemingen die zelf orders aan andere partijen ter uitvoering doorgeven, waren verplicht een orderbeleid te hebben. In het orderbeleid moest met name worden beschreven aan welke andere beleggingsondernemingen orders ter uitvoering worden doorgegeven en op welke wijze best execution is gewaarborgd. Dit beleid moest jaarlijks worden geëvalueerd.

 

Onder MiFID II worden de verantwoordelijkheden voor ondernemingen die zelf orders aan andere partijen ter uitvoering doorgeven uitgebreid.

De beleggingsonderneming wordt geacht actiever vast te stellen of bij de brokers of depotbanken waar zij gebruik van wil maken best execution is gewaarborgd. Hierbij moet de beleggingsonderneming uitgaan van de criteria die zijzelf het meest belangrijk vindt op het gebied van best execution. Per soort klasse van financiële instrumenten moet worden bepaald welke factoren met name van belang zijn ten aanzien van best execution en hiermee moet rekening worden gehouden bij de selectie van brokers en depotbanken.

Ook wordt van beleggingsondernemingen die orders door andere beleggingsondernemingen laten uitvoeren een actievere rol verwacht bij de monitoring van de kwaliteit van uitvoering door de uitvoerende beleggingsonderneming. Wanneer zich wezenlijke veranderingen voordoen in de kwaliteit van uitvoering moet de beleggingsonderneming actief overwegen wijzigingen aan te brengen in de plaatsen van uitvoering. Deze verplichting kan bijzonder impactvol zijn voor beleggingsondernemingen die werken met vaste depotbanken.

Verder moeten beleggingsondernemingen die orders door andere beleggingsondernemingen laten uitvoeren jaarlijks voor elke categorie van financiële instrumenten een overzicht publiceren van de vijf belangrijkste beleggingsondernemingen in termen van handelsvolume waaraan zij in het voorafgaande jaar orders van cliënten ter uitvoering heeft doorgegeven. Hierbij moet ook worden aangegeven hoe de beleggingsonderneming de kwaliteit van de uitvoering heeft ervaren.

In het geval van een vaste depotbank moet tenslotte worden aangetoond dat het resultaat voor cliënten ten minste zo goed is als dat verwacht zou mogen worden bij alternatieve depotbanken

Aandachtpunten

Zowel voor beleggingsondernemingen die zelf orders uitvoeren als voor beleggingsondernemingen die gebruik maken van andere beleggingsondernemingen om orders uit te voeren bevat MiFID II een aantal nieuwe en aanvullende eisen.

De meest bekende en meest in het oog springende nieuwe eis is de verplichting jaarlijks per soort financieel instrument een ‘top vijf’ te publiceren van plaatsen van uitvoering respectievelijk gebruikte brokers of depotbanken.

Daarnaast bevat MiFID II echter verschillende, op het eerste oog, meer kleine aanscherpingen op het gebied van best execution. Deze aanscherpingen dienen niet onderschat te worden, met name niet omdat deze tot doel hebben de verantwoordelijkheden van de beleggingsondernemingen te vergroten.

Tenslotte is het aan te bevelen om nadere guidance van ESMA ten aanzien van de in dit nieuwsitem beschreven verplichtingen te volgen. In de door ESMA afgegeven en periodiek aangevulde Q&A ‘on MiFID II and MiFIR investor protection and intermediaries topics’ zijn verschillende vragen en antwoorden opgenomen op het gebied van de best execution vereisten.

Tot slot

In dit nieuwsitem is een toelichting gegeven op de eisen die onder MiFID II worden gesteld op het gebied van best execution. Hoewel dit nieuwsitem niet de ruimte biedt om op alle details van de nieuwe regelgeving in te gaan, verwacht Charco & Dique in dit nieuwsitem een goede indruk te hebben gegeven van de impact die de regels op dit gebied voor beleggingsondernemingen heeft.

Op 3 januari 2018 treedt MiFID II in werking en moeten alle beleggingsondernemingen aan alle nieuwe eisen voldoen. Het is raadzaam tijdig de exacte impact van de nieuwe regelgeving te hebben bepaald en de nieuwe eisen in de bedrijfsvoering te implementeren.

Charco & Dique kan u ondersteunen bij het maken van een impact analyse van de eisen en het implementeren van de eisen vanuit MiFID II. Voor meer informatie kunt u opnemen met Charco & Dique op telefoonnummer 020-4165403 of e-mailadres info@charcoendique.nl .