Nieuws

Aandachtspunten Wwft 2018

Onlangs berichtte DNB dat niet alleen ING te weinig aandacht gaf aan de bestrijding van  witwaspraktijken. Ook andere financiële instellingen “zouden hun verantwoordelijkheid nog onvoldoende adequaat oppakken”. Tegelijkertijd publiceerde DNB haar eerste bevindingen van een lopend onderzoek naar het (post-event) transactiemonitoringproces: dit kan nog in belangrijke mate worden verbeterd om het risico op terrorismefinanciering beter te beheersen. Dit zijn elementen die ook in de in juli 2018 herziene Wwft aandacht krijgen.

Op 25 juli 2018 is de herziene Wet ter voorkoming van witwassen en de financiering van terrorisme (Wwft) in werking getreden. Hiermee is de vierde EU anti-witwasrichtlijn in Nederland geïmplementeerd. Ten opzichte van de oude Wwft omvat de nieuwe regelgeving met name een aanscherping van de criteria en onderzoekplichten. Instellingen worden geacht hun beleid en procedures hierop aan te passen.

5 belangrijke aandachtspunten en verplichtingen die uit de aangepaste Wwft volgen zijn:

1. Periodieke risicoanalyse

Instellingen zijn verplicht om de risico’s op witwassen en financieren van terrorisme periodiek te analyseren en deze analyse vast te leggen. Bij de analyse moet rekening worden gehouden met de voor de instelling specifieke omstandigheden, zoals de soort en aard van de cliënt, het product, de dienst, de transacties,  de leveringskanalen en de landen waar de instelling actief is. De uitkomst van deze risicoanalyse zou de basis moeten vormen van de maatregelen die de instelling neemt om de risico’s op witwassen en terrorismefinanciering verder te beperken.

2. Verantwoordelijkheden naleving en melding

Nieuw is de verplichting om een dagelijkse beleidsbepaler aan te wijzen die primair verantwoordelijk is voor naleving van de Wwft. Daarnaast is expliciet bepaald dat de compliance officer verantwoordelijk is voor het verrichten van meldingen van ongebruikelijke transacties bij de Financial Intelligence Unit- Nederland (FIU).

3. PEP en UBO: uitbreiding begrip en onderzoekplicht

Het PEP begrip is aangepast. Hierdoor kunnen niet zoals voorheen alleen buitenlandse personen een politiek prominent persoon (PEP) zijn,  maar ook in Nederland woonachtige personen met de Nederlandse nationaliteit. Voor veel instellingen is hiermee de kans groter geworden dat diensten worden verleend aan een PEP. In dat geval dient de instelling een uitgebreider cliëntenonderzoek te houden dan bij personen die geen PEP-status hebben.

Voorts is de definitie van de uiteindelijk belanghebbende (UBO) aangescherpt. Het gaat hier om “de natuurlijke persoon die de uiteindelijke eigenaar is van of zeggenschap heeft over een cliënt, dan wel de natuurlijke persoon voor wiens rekening een transactie of activiteit wordt verricht.” Voor elke rechtspersoon of personenvennootschap moet een UBO worden vastgesteld.  Wanneer geen directe UBO kan worden bepaald, moet een bestuurder van de cliënt als UBO worden beschouwd. Dit is de zogenaamde pseudo-UBO.

Verder moet de instelling meer maatregelen dan voorheen nemen om de identiteit van de UBO te verifiëren. De onderzoekplicht beperkt zich daarbij niet alleen tot het opvragen van een UBO verklaring. Te denken valt aan het raadplegen van het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

4. Cliëntenonderzoek

Onder de oude regelgeving was door middel van een lijst aangegeven bij welke type cliënten een vereenvoudigd cliëntenonderzoek zou mogen worden uitgevoerd. Onder de aangepaste Wwft is bepaald dat geen type cliënt(en) op voorhand kan worden aangemerkt voor een vereenvoudigd cliëntonderzoek. Er moet eerst een risicoprofiel opgesteld worden, en een profiel van het verwachte transactiepatroon (ten behoeve van verdere monitoring). Hierbij moet gebruik gemaakt worden van alle mogelijke beschikbare data.

Bijlagen II en III van de vierde EU-antiwitwasrichtlijn bevatten risicofactoren op basis waarvan kan worden vastgesteld of er sprake is van een verlaagd of verhoogd cliëntenrisico. Deze kunnen als leidraad dienen. De bijlagen bevatten ook sectorspecifieke risicofactoren. Zo wordt ‘wealth management’ of ‘private banking’ standaard als verhoogd risico genoemd.

5. Huidige dossiers

Met de inwerkingtreding van de herziene Wwft worden instellingen geacht na te gaan of reeds bestaande dossiers voldoen aan de aangescherpte vereisten.

Op de hoogte blijven

AFM heeft in juli 2018 haar leidraad Wwft, Wwft BES en Sanctiewet gepubliceerd. DNB heeft aangegeven eind dit jaar met aanvullende guidance te komen. Sectorbrede aandachtspunten uit het eerder vermelde onderzoek worden dan ook bekend.

De komende periode worden er nog meer wetswijzigingen verwacht. Zo is recent de 5e EU anti-witwasrichtlijn definitief geworden. Deze moet uiterlijk begin 2020 in de Nederlandse wetgeving  zijn geïmplementeerd. De 5e anti-witwasrichtlijn bevat verdere aanscherpingen rondom cliëntenidentificatie en -onderzoek.  Verder zijn de voorbereidingen voor het wetsvoorstel met betrekking tot het UBO-register gestart. Verwacht wordt dat deze wet eind 2019 of begin 2020 in werking zal treden. De exacte gevolgen hiervan zijn nog niet bekend.

Meer weten?

Bij Charco & Dique beschikken we niet alleen over gedetailleerde kennis van de steeds veranderende financiële wet-en regelgeving,
maar hebben we als geen ander de ervaring in huis om onze klanten te ondersteunen bij de toepassing ervan.
Soms strategisch, soms pragmatisch maar altijd duurzaam en met vooruitziende blik.
Wilt u meer weten over de mogelijkheden? Neem dan contact met ons op.