0:00
Artikel
AFM Financiële toezichtwetten Hypotheken Legal Procesvertegenwoordiging Toezichthouders

Eénsporig rentebeleid bij hypotheken, AFM op het verkeerde spoor?

6 min leestijd

Periodiek bespreekt één van onze consultants kort een relevante uitspraak uit het toezichtveld van de Autoriteit Financiële Markten (AFM), De Nederlandsche Bank (DNB) of de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). Dit steeds aan de hand van drie dezelfde vragen. In ‘klare taal’, die ook voor de niet-juristen onder ons goed te begrijpen is. Deze maand staat Paul Schuiling stil bij een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Deze volgt op een besluit van de AFM om een bestuurlijke boete op te leggen aan een bank vanwege het overtreden van artikel 81 a van de Besluit Gedragstoezicht Financiële Ondernemingen (BGfo), dat ingaat op het zogenaamde ‘éénsporige rentebeleid’. De uitspraak is gepubliceerd op 2 september 2022.

 

Wat speelde er hier?

Bij haar beoordeling van het onderdeel van de ‘Dashboardmodule Risico-opslagen bij hypotheken 2018’ constateerde de AFM dat deze bank bij het renteaanbod geen rekening hield met door de klant gedane aflossingen. Dit was voor de toezichthouder aanleiding om een vervolgonderzoek in te stellen. Op basis van dit onderzoek concludeerde de AFM dat in de 24 van de 25 onderzochte klantdossiers geen rekening werd gehouden met tussentijdse aflossingen of bekende wijzigingen van de waarde van de woning.

Bij het bepalen van het rentetarief van een hypotheek wordt rekening gehouden met het risicoprofiel van de klant. Dit risico wordt bepaald op basis van de verhouding tussen de waarde van de woning en de hoogte van de hypotheek. Dit wordt de loan-to-value (LTV) genoemd. In het algemeen geldt: hoe hoger de LTV, hoe hoger het rentetarief. Het rentetarief wordt dan met risico-opslagen verhoogd. Door rekening te houden met de door de klant gedane aflossingen kan in bepaalde situaties een voor de klant gunstiger aanbod worden gedaan, omdat risico-opslagen komen te vervallen.

In de wet is een bepaling opgenomen die aanbieders van hypotheken verbiedt om bestaande klanten een ander renteaanbod te doen dan nieuwe klanten. Dit wordt het zogenaamde ‘éénsporige rentebeleid’ genoemd. Hiermee wordt voorkomen dat klanten met lage rentetarieven worden binnengehaald en vervolgens na afloop van hun rentevast periode worden geconfronteerd met hogere rentes.

De AFM stelt dat banken rekening moet houden met de bij haar bekende aflossing, omdat daarmee het risicoprofiel van de klant wordt verlaagd. Voor nieuwe klanten met eenzelfde hypotheek zou immers ook het rentetarief behorende bij dit verlaagde risicoprofiel gelden.

In de 24 van de 25 onderzochte klantdossiers werd geen rekening gehouden met tussentijdse aflossingen of bekende wijzigingen van de waarde van de woning.

Wat is het oordeel van de rechter?

De rechtbank gaat hier niet in mee en trekt de stellingname van de AFM dat rekening gehouden moet worden met gedane aflossingen breder. In zijn uitspraak heeft de rechtbank het over ‘rekening houden met een ‘actuele LTV’, terwijl de AFM uitsluitend vraagt rekening te houden met bij de bank bekende gegevens, in dit geval de gedane aflossingen.

De rechtbank is van oordeel dat daarmee de vergelijking tussen bestaande en nieuwe klanten onvoldoende recht wordt gedaan. Bij nieuwe klanten wordt immers het rentetarief gebaseerd op de actuele woningwaarde. Volgens de rechtbank kan dit tot gevolg hebben dat nieuwe en bestaande klanten niet eenzelfde renteaanbod ontvangen bij een vergelijkbaar risicoprofiel.

De rechtbank oordeelt verder dat rekening houden met een actuele LTV ook in het nadeel van klanten kan zijn. Omdat in de wetsgeschiedenis dit nadeel geen rol heeft gespeeld, neemt de rechtbank aan dat het nimmer de bedoeling is geweest om hypotheekaanbieders rekening te laten houden met de actuele LTV. Uitspraken van de minister voor Wonen en Rijksdienst in zijn brieven aan de Tweede Kamer zijn volgens de rechtbank geen onderdeel van de rechtsgeschiedenis van dit wetsartikel. Ondanks dat de minister de uitleg van de AFM onderschrijft in zijn brief, worden ze door de rechtbank om deze reden buiten beschouwing gelaten.

De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is en dat het boetebesluit van de AFM vernietigd moet worden.

Wat leert dit ons?

Deze uitspraak geeft een mooi inzicht in de werkwijze van de AFM. Een uitvraag met een minder formeel karakter, in dit geval in het kader van een dashboardmodule, kan aanleiding zijn voor de AFM om een vervolgonderzoek in te stellen.

De AFM heeft bij besluit van 29 oktober 2020 de boete opgelegd. Nadat de AFM het bezwaar ongegrond heeft verklaard, heeft de bank beroep ingesteld bij de rechtbank. Het instellen van beroep kan zeker succesvol zijn. Financiële toezichtwetgeving is omvangrijk en complex. In dit geval betoogt de AFM dat hypotheekverstrekkers rekening moeten houden met bij hen bekende aflossingen. Vervolgens wordt dit door de AFM gekoppeld aan het éénsporige rentebeleid. Dat de AFM kiest voor het beboeten via deze ‘indirecte’ juridische grondslag brengt risico’s met zich mee.

Het blijft voor een financiële onderneming belangrijk om een goede afweging tussen de voor- en nadelen te maken bij het instellen van beroep. Bedacht moet worden dat deze trajecten een lange doorlooptijd kennen. Als een boete definitief is geworden moet deze door de AFM gepubliceerd worden. Het is ook goed om een inschatting te maken van de reputatieschade als gevolg hiervan.

In sommige gevallen zien marktpartijen af van het instellen van beroep uit angst voor het verstoren van de goede relatie met een toezichthouder.

In sommige gevallen zien marktpartijen af van het instellen van beroep uit angst voor het verstoren van de goede relatie met een toezichthouder. Uit onze ervaring blijkt echter dat deze angst ongegrond is. Hoewel het in de praktijk misschien lastig lijkt, is het goed mogelijk om het juridisch met elkaar oneens te zijn zonder dat dit een constructieve relatie op het spel zet. Een open en constructieve houding tijdens het onderzoek en het handhavingstraject helpt bij voortzetten van een goede relatie.

In deze zaak heeft de bank met succes gewezen op doelstelling van de wet. Het onderwerp risico-opslagen heeft lange tijd de media gehaald. In een poging marktpartijen te bewegen het juiste te doen, zal gezocht zijn naar mogelijkheden door de AFM gewenste werkwijzen af te dwingen. In dit geval oordeelt de rechter dat dit wetsartikel daar niet voor bedoeld is. We moeten afwachten hoe zeker de AFM is van haar zaak en hoe graag ze deze marktpraktijk wil wijzigen. Hoger beroep bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven staat nog open, waarmee deze zaak nog een staartje kan krijgen.

Wat kan Charco & Dique voor u betekenen?

Op het moment dat de toezichthouder een onderzoek start heeft u nog veel invloed op de uitkomst. De houding en openheid van de onderneming bepalen mede de vervolgacties van de toezichthouder. Kom dus op tijd in actie.

Charco & Dique staat u met raad en daad terzijde in uw communicatie met de toezichthouder, zodat uw goede reputatie behouden blijft en geschillen zoveel mogelijk worden voorkomen. Als u ons inschakelt naar aanleiding van een onderzoek of (voorgenomen) handhavingsbesluit, voorzien wij u tijdig van een gedegen advies. Zo kan een lang juridisch traject wellicht voorkomen worden. Mocht het toch tot een procedure komen, dan bieden onze ervaren consultants u deskundige en betrouwbare vertegenwoordiging.

Contact opnemen Meer over geschillenbeslechting